Verpleegkundestages kunnen kostenefficiënter

29 oktober 2019
Stages in het ziekenhuis kunnen kostenefficiënter worden ingericht. Er kan zelfs aan verdiend worden. Dit blijkt het onderzoek ‘Kosten en opbrengsten van stageplaatsen in ziekenhuizen’ dat SEO in opdracht van het ministerie van Volksgezondheid uitvoerde onder verpleegkundestagiaires in ziekenhuizen.

Veel Nederlandse ziekenhuizen kampen met een personeelstekort of dreigen hiermee te maken te krijgen in de nabije toekomst. Een manier om een personeelstekort te voorkomen, is studenten opleiden. Ziekenhuizen creëren hiervoor stageplekken. Er zijn echter ook ziekenhuizen die ervoor kiezen het aantal stageplekken te beperken, juist vanwege het personeelstekort. Het is daarom belangrijk om een helder beeld te hebben van de kosten én opbrengsten van stageplekken in het ziekenhuis vanuit het perspectief van de zorginstelling. Reden voor minister Bruins van Volksgezondheid om een onderzoek te laten uitvoeren.

Het doel van dit onderzoek was om een beeld te krijgen van de investeringen van het ziekenhuis om stageplaatsen én stagebegeleiding aan te bieden én wat het de werkgever oplevert op korte en lange termijn. Naast de gemiddelde kosten en opbrengsten werd in het onderzoek gevraagd onderscheid te maken tussen twee manieren van opleiden. Ziekenhuizen kunnen stages aanbieden op de traditionele manier (één-op-één begeleiding) en stages waarbij meerdere studenten stagelopen met één begeleider. Het onderzoek beperkte zich tot stages voor studenten die een verpleegkundeopleiding volgen op mbo-4 of hbo-niveau. Het gaat daarbij om bbl-studenten en hbo-duaal-studenten die werkend leren en bij het ziekenhuis in dienst zijn, en om bol-studenten en hbo-voltijdsstudenten die primair op school zitten en elk jaar een stage van een aantal maanden volgen.

Ruim 20 ziekenhuizen deden mee aan het onderzoek. Dit leidde tot het onderzoeksrapport ‘Kosten en opbrengsten van stageplaatsen in ziekenhuizen’. Uit het rapport blijkt dat de kosten voor het ziekenhuis van verpleegkundestages voor de bbl-studenten in het mbo en de hbo-duaal-studenten rond de € 17.000 per student per jaar liggen. De kosten van stages voor bol-studenten in het mbo blijken veel lager te zijn: rond de € 1.000 per student per jaar. Het opleiden van hbo-voltijdstudenten levert de ziekenhuizen zelfs een kleine plus op: rond de € 500 à € 1.000 per student per jaar. Het grote verschil zit in de stagevergoeding voor hbo-voltijdstudenten en de bol-studenten, die veel lager is dan het salaris dat aan de bbl’ers en de hbo-duaal-studenten betaald wordt.

In het onderzoek zijn twee wijzen van opleiden op de loep gelegd. De traditionele manier van begeleiden wordt gekenmerkt door het meester-gezelprincipe. De student krijgt meestal één à twee vaste werkbegeleiders aan zich gekoppeld. De student en de werkbegeleider werken samen tijdens zorgtaken, evalueren opdrachten, voortgangsgesprekken en bepalen de leerdoelen op een dag. De nieuwe manier van opleiden heeft verschillende vormen, maar wordt gekenmerkt door de nadruk op leren. Vaak is bij de nieuwe manier een docent van het ROC of de hogeschool aanwezig. De meeste ziekenhuizen kiezen voor een leerunit. In een leerunit heeft één werkbegeleider meerdere studenten aan zich gekoppeld. De werkbegeleider begeleidt de studenten volgens het ‘met de handen op de rug’-principe. Dit houdt in dat de werkbegeleider zich alleen bezighoudt met de coaching van de studenten en zelf geen zorg verleent. De studenten runnen de leerunit en voeren daarbij alle facetten van het verpleegkundig vak uit, van zorgverlening tot het maken van de roosters. Deze nieuwe manier van begeleiden gebeurt vooral bij de stages van bol-studenten en de hbo-voltijdstudenten.

De nieuwe begeleidingswijze is in zijn algemeenheid niet kostenefficiënter dan de traditionele manier, concludeert het rapport. Bij de traditionele manier van begeleiden voert de werkbegeleider zelf ook zorgtaken uit. Bij de nieuwe manier van begeleiden is de werkbegeleider niet productief. Dit productieverlies wordt echter opgevangen doordat meerdere studenten begeleid worden. Per saldo is bij beide manieren van begeleiden het productieverlies van de werkbegeleider (doordat deze bezig is met begeleiden) ongeveer gelijk aan de productie die de studenten leveren. Het grote voordeel van de nieuwe manier van begeleiden is dat meer studenten kunnen worden opgeleid, wat met het oog op de vraag naar personeel noodzakelijk is voor de toekomst van het ziekenhuis. Ook zorgt de nadruk op leren ervoor dat studenten zelfstandiger leren te werken en daardoor sneller zijn ingewerkt als zij na hun studie bij het ziekenhuis in dienst treden. Als deze baat wordt meegerekend kan de nieuwe manier van begeleiden kostenefficiënter zijn.